In de kerk zijn twee soorten leden. Doopleden en belijdende leden. Iemand is dooplid vanaf het moment dat hij of zij is gedoopt. In onze gemeente gebeurt dat doorgaans een paar weken na de geboorte, maar het komt ook voor op latere leeftijd als mensen niet in de kerk zijn opgegroeid. Wanneer iemand volwassen is en catechisatie heeft gevolgd kan hij of zij in de gemeente belijdenis doen van het geloof en is vanaf dat moment belijdend lid. Het woord catechisatie komt uit het Grieks en betekend vrij vertaald onderwijs. In de gemeente wordt les gegeven in de geloofsleer van onze kerk. Ieder dooplid van de gemeente neemt deel aan deze catechisatie.
De lessen worden toegespitst op diverse leeftijdsgroepen en worden gegeven door de predikant en ouderlingen van de kerkenraad. Vanaf 12 jaar volgen jongeren catechisatie aan de hand van lesmethoden die per leeftijdsgroep zijn opgesteld. De lesstof is opgebouwd uit lessen die aandacht besteden aan algehele Bijbelkennis, geloofsleer en levensvragen, aan de hand van de Heidelbergse Catechismus. Daarin staan vragen zoals: Wie is God? Wat is bekering? Wat moet ik geloven? Wat betekenen de tien geboden voor mij? Daarnaast leent de catechisatie-avond zich voor de leerlingen om theologische, religieuze en ethische kwesties te bespreken met de catecheet (docent) en leeftijdsgenoten.
Mensen (zowel jongeren als mensen van buiten de kerk), die van plan zijn belijdenis van hun geloof af te leggen, volgen een jaar lang belijdenis-catechisatie. Er wordt lesgegeven door (indien aanwezig) de predikant. Vervolgens wordt door de kerkenraad de kennis getoetst, waarna in een openbare kerkdienst belijdenis wordt afgelegd.
Het belangrijkste doel van catechisatie is God te leren kennen, die ons geschapen heeft, met als doel Hem te eren. Door de zondeval in Adam en Eva hebben wij God verlaten, zijn we Hem kwijt en zijn we niet meer in staat dat doel te bereiken. We zijn doelmissers geworden. De Heidelbergse Catechismus beschrijft hoe er weer een weg terug is naar God en we Hem weer kunnen eren.